Marktinitiatieven: Studiebijeenkomst #Wkb IBR

Op dinsdag 21 februari 2017 is de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen door de Tweede Kamer aanvaard. Tot op het laatste moment zijn door middel van amendementen wijzigingen aangebracht in het wetsvoorstel. Voor alle partijen die een rol gaan spelen in het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging (zoals de gemeenten, instrumentaanbieders, kwaliteitsborgers, projectontwikkelaars en adviseurs) is het nu van belang om zich te gaan voorbereiden op de invoering van de Wet Kwaliteitsborging. De invoering van de wet is namelijk voorzien op 1 januari 2018.

Tijdens de bijeenkomst op 27 maart 2017 wordt uitleg gegeven over de wet, zoals die uiteindelijk is aanvaard door de Tweede Kamer en wordt inzichtelijk gemaakt wat deze wet betekent voor de praktijk en welke acties de verschillende partijen de komende maanden moeten nemen om zich goed voor te bereiden op de invoering van de wet.

Inschrijven en meer informatie via deze link

Marktinitiatieven: KOMO Instrument Kwaliteitsborging

Private kwaliteitsborging kan niet zonder toegelaten instrument

Met KiK van KOMO werken bouwpartijen soepel samen aan kwaliteit

Onder het nieuwe stelsel van de bouw (Wet kwaliteitsborging voor het bouwen) is het bij vergunningplichtige bouwwerken verplicht om een door de Toelatings Organisatie TO goedgekeurd ‘instrument’ in te zetten. Met zo’n instrument kan worden voldaan aan de vereisten van de wet én aan private kwaliteitseisen.

KiK, het eerste kwaliteitsborgingsinstrument, is gereed. Het zal zodra dat mogelijk is aan de TO ter toelating worden aangeboden. KiK is ontwikkeld op basis van gebruikersspecificaties van 30 (branche)organisaties in en rond de bouw.

KiK staat voor KOMO instrument Kwaliteitsborging en is beschikbaar in drie modules, die gebruik maken van hetzelfde systeem: KiK voor ontwikkelaars & voorschrijvers, KiK voor bouwers en KiK voor kwaliteitsborgers. Omdat de modules nauw op elkaar aansluiten, stelt het instrument alle betrokken partijen in staat dezelfde taal te spreken en zo soepel
samen te werken aan de gewenste bouwkwaliteit. In alle ‘gevolgklassen’ die de Wkb kent en bij alle soorten bouwwerken in woning-, utiliteits, weg- en waterbouw. Bij niet- vergunningplichtige bouwwerken is KiK eveneens inzetbaar als kwaliteitsbevorderende tool. Daarmee is KiK de verbindende factor in bouwkwaliteit.

Door de praktijk, voor de praktijk

Omdat KiK door KOMO is ontwikkeld op verzoek van en in nauwe samenwerking met de markt, met dit doel verenigd in het Platform Voorbereiding Stelselherziening (PVS), zijn per gebruikersgroep alle voordelen samengebracht en onderling op elkaar afgestemd. Die aanbeveling wordt ondersteund door praktijktests (pilots) in de actuele bouw. Op basis van de ervaringen zullen eventuele verdere verfijningen in KiK worden doorgevoerd. KiK is een dynamisch instrument, dat KOMO steeds actualiseert op basis van o.a. gebruikersinput.

De kwaliteitsborger speelt de eerste viool

De voordelen van KiK voor algemene bouwkwaliteit én de specifieke voordelen voor iedere doelgroep zijn overzichtelijk gemaakt op de website kik-komo.nl. Op deze site staat ook hoe KiK werkt. Onder de Wkb geldt: geen vergunningplichtig project zonder gekwalificeerde kwaliteitsborger én een toegelaten instrument. Met KiK speelt de kwaliteitsborger de eerste viool: toonaangevend, maar altijd harmonieus in de maat met de overige actoren in de bouwkolom. En dat werkt in ieders belang.

Wet #Kwaliteitsborging door de Tweede Kamer

Een ruime meerderheid van de Tweede Kamer heeft op 21 februari 2017 ingestemd met het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het Bouwen. Tegen stemden PVV, Groen Links, Partij voor de Dieren, CU, 50plus, SP en Bontes / Van Klaveren. De overige partijen stemde voor. Tegelijk met de wet werden amendementen 15, 16 en 17 van De Vries (PvdA) aangenomen. De amendementen 18 (CDA) en 21 (SP) werden verworpen. Van de 6 ingediende moties werden er 5 aangenomen.

De volgende stap richting de inwerkingtreding van het nieuwe stelsel is de behandeling van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer. Tegelijkertijd zal binnenkort de AMvB Kwaliteitsborging aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Als alles volgens planning verloopt zal per 1 januari 2018 de Wet kwaliteitsborging in werking kunnen treden.

Lees meer…

Reactie IBR op amendementen 15 en 17 #Wkb

Dit artikel is op 20-02-2017 geplaatst in Actualiteiten Bouwrecht en met toestemming van de auteur integraal overgenomen. Een eerdere bijdrage over dit onderwerp is hier te lezen.
Post Scriptum (2) bij tweede termijn Kamerbehandeling wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen

Op donderdag 16 februari 2017 vond de tweede termijn plaats van de Tweede Kamerbehandeling van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen (Kamerstukken II 2015/16, 34 453, nr. 2). In deze tweede termijn kwam een drietal amendementen aan de orde waarmee wijzigingen in Titel 7.12 van het BW werden voorgesteld. De amendementen 15 en 17 ( ter vervanging van de ingetrokken amendementen 11 en 14) , ingediend door het Kamerlid De Vries (PvdA), lijken kansrijker dan amendement nr. 18, ingediend door Kamerlid Ronnes (CDA), nu de minister het oordeel over de eerste twee amendementen aan de Kamer laat en het laatste amendement ontraadt. De onderstaande bespreking van het privaatrechtelijke amendementen door mr. H.P.C.W. Strang beperkt zich daarom tot de amendementen 15 en 17.

Daarbij is vooral aandacht voor de tekst van de in de amendementen voorgestelde bepalingen. De toelichting van met name amendement 15 bevat passages die veel juridische vragen oproepen die niet binnen het bestek van dit commentaar besproken kunnen worden. Ook voert het voor dit redactionele commentaar te ver om (uitgebreid) in te gaan op de wenselijkheid van de met de amendementen (beoogde) veranderingen.
 
Amendement nr. 15
Amendement 15 stelt voor een lid 2 toe te voegen aan art. 7:754 BW (waarschuwingsplicht):
2. Bij aanneming van een bouwwerk geschiedt een waarschuwing als bedoeld in lid 1 schriftelijk en ondubbelzinnig en wijst de aannemer de opdrachtgever tijdig op de mogelijke gevolgen voor de deugdelijke nakoming van de overeenkomst. Van dit lid kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, voor zover de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
 
Een eerste belangrijke constatering is dat in de huidige tekst van art. 7:754 BW (in het amendement lid 1) geen veranderingen worden aangebracht. Dit betekent dat de maatstaf aan de hand waarvan bepaald wordt of er gewaarschuwd had moeten worden (het kennen of redelijkerwijs behoren te kennen van onjuistheden in de opdracht) hetzelfde blijft. In zoverre is er dus geen sprake van een aanscherping van de waarschuwingsplicht.
 
Het amendement bevat wel een aanscherping wat betreft de wijze waarop de aannemer dient te waarschuwen. Dit dient schriftelijk en ondubbelzinnig te gebeuren. Deze aanscherping kan verdedigbaar zijn. Denkbaar is immers dat een waarschuwing meer effect zal sorteren wanneer die (in expliciete bewoordingen) op schrift wordt gesteld en daardoor nog eens nagelezen kan worden. 
 
De onderbouwing van de schriftelijkheidseis en ondubbelzinnigheidseis in de toelichting beperkt zich tot de constatering dat het van belang is dat er geen onduidelijkheid ontstaat over de vraag of de aannemer aan zijn waarschuwingsplicht heeft voldaan. Betwijfeld kan worden of deze bepaling ervoor zal zorgen dat er in de toekomst geen onduidelijkheid zal bestaan. Zonder dat hier verder uit te werken, wordt in dit verband verwezen naar de jurisprudentie die is gevormd over de ondubbelzinnige stuitingsmededeling (art. 3:317 lid 1, zie daarover S.J.H. Rutten, Praktijkboek verjarings- en vervaltermijnen in de bouw¸ Den Haag: IBR 2014, par. 1.2.5.2). 
 
Na de schriftelijkheidseis en ondubbelzinnigheidseis gaat het tekstvoorstel verder met de zinsnede dat de aannemer de opdrachtgever tijdig wijst ‘op de mogelijke gevolgen voor de deugdelijke nakoming van de overeenkomst’. Het is onduidelijk wat hiermee wordt bedoeld. Uitgaande van de situatie dat het ontwerp afkomstig is van de opdrachtgever (of de door hem ingeschakelde architect), rust in de relatie tussen opdrachtgever en aannemer de ontwerpverantwoordelijkheid op de opdrachtgever en rust op de aannemer een waarschuwingsplicht ten aanzien van onjuistheden in het ontwerp die hij kent of redelijkerwijs behoort te kennen. In beginsel geldt dat de aannemer de overeenkomst deugdelijk nakomt, indien hij bouwt overeenkomstig het ontwerp en waarschuwt wanneer hij daartoe verplicht is. (Rechtspraak over gevaarlijke situaties waarin de aannemer zich dient terug te trekken, wordt hier buiten beschouwing gelaten.) Het is dan aan de opdrachtgever om wel of niet iets te doen met de waarschuwing en er valt voor wat betreft de deugdelijke nakoming van de overeenkomst nergens meer op te wijzen in aanvulling op de waarschuwing. De toelichting biedt geen duidelijkheid over wat op dit punt van de aannemer verwacht wordt, nu daarin stellingen staan over door de aannemer te ondernemen acties die juridisch zeer betwistbaar zijn (er staat o.a. letterlijk het volgende: “Als de opdrachtgever de schriftelijke waarschuwing van de aannemer niet wil respecteren doet de aannemer er verstandig aan de (aanvullende) opdracht te weigeren op straffe dat hij alsnog aansprakelijk kan worden gesteld voor gebreken.”) en die bovendien – ook met goede wil – op geen enkele manier in het tekstvoorstel gelezen kunnen worden, zoals het (aandringen op het) maken van nadere afspraken over aansprakelijkheid (zelfs in de inschrijving op een aanbesteding) en het in de precontractuele fase met alle expertise doorspitten van het ontwerp op fouten. 
 
De tweede volzin van het tekstvoorstel kent de bepaling een dwingendrechtelijk karakter toe: van het voorgestelde lid 2 kan niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken, voor zover de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. De huidige bepaling van art. 7:754 BW (in het amendement lid 1), waar in lid 2 naar wordt verwezen is echter niet van dwingend recht. Ook op dit punt roept het amendement vragen op die in de toelichting niet beantwoord worden.
 
De conclusie is dat het amendement veel vragen oproept en dat de toelichting geen deugdelijke onderbouwing bevat en geen bruikbare aanknopingspunten biedt voor de uitleg van de bepaling.
 
Amendement nr. 17
Met amendement 17 wordt voorgesteld een bepaling in titel 7.12 afdeling 1 op te nemen over een zogenaamd opleverdossier:
757a
In geval van aanneming van een bouwwerk legt de aannemer bij de kennisgeving dat het werk klaar is om te worden opgeleverd, bedoeld in artikel 758 lid 1, een dossier aan de opdrachtgever over met betrekking tot het tot stand gebrachte bouwwerk. Het dossier bevat gegevens en bescheiden die volledig inzicht geven in de nakoming van de overeenkomst door de aannemer en de te dien aanzien uitgevoerde werkzaamheden en bevat in ieder geval: 
a) tekeningen en berekeningen betreffende het tot stand gebrachte bouwwerk en de bijbehorende installaties, en een beschrijving van de toegepaste materialen en installaties, alsmede de gebruiksfuncties van het bouwwerk; 
b) gegevens en bescheiden die nodig zijn voor gebruik en onderhoud van het bouwwerk.
 
Deze bepaling schrijft voor dat een opleverdossier wordt overgelegd dat een volledig inzicht verschaft in de nakoming van de overeenkomst en de te dien aanzien uitgevoerde werkzaamheden. Hiermee lijkt te worden bepaald dat van alle verplichtingen die voortvloeien uit de overeenkomst door middel van ‘gegevens en bescheiden’ moet worden aangetoond dat ze zijn nagekomen. Anders is er immers geen volledig inzicht in de nakoming. Een aannemingsovereenkomst bevat vaak veel (administratieve) verplichtingen waarvan sterk betwijfeld kan worden of de opdrachtgever die allemaal in een dossier terug wil zien. En wat is een volledig inzicht in de uitgevoerde werkzaamheden? Dient de wijze waarop werkzaamheden zijn uitgevoerd te worden beschreven, of hoeven de werkzaamheden alleen genoemd te worden? 
 
Terzijde wordt hier opgemerkt dat er ook verplichtingen in de aannemingsovereenkomst kunnen zijn opgenomen, die onmogelijk voor de aankondiging van de oplevering kunnen worden nagekomen, zoals de verplichtingen in de onderhoudstermijn. In die zin kan een volledig inzicht in de nakoming van de overeenkomst dus niet geboden worden voorafgaand aan de oplevering. 
 
Het tekstvoorstel noemt vervolgens een aantal gegevens en bescheiden die in ieder geval in het dossier moeten worden opgenomen. Los van het feit dat deze gegevens en bescheiden nogal breed omschreven zijn in de bepaling (een beschrijving van de toegepaste materialen kan er op heel verschillende wijzen uitzien) gaat het bij de dossiervorming in een aantal gevallen om ontwerpgerelateerde bescheiden, zoals tekeningen, berekeningen en beschrijvingen van gebruiksfuncties. Moet de aannemer hier de ontwerpdocumenten die hij (in geval van een traditioneel bouwmodel) van de opdrachtgever gekregen heeft weer teruggeven? Ook is de vraag of een consument nu geholpen is met zoveel gedetailleerde informatie, want wat gaat hij doen met de wetenschap van de onderliggende berekeningen? 
 
Het amendement heeft betrekking op alle aanneming van bouwwerken, dus ook op verbouwingen en in nevenaanneming of onderaanneming uitgevoerde bouwwerkzaamheden. Bij de indiening van het amendement lijkt niet goed doordacht hoe in alle verschillende situaties invulling dient te worden gegeven aan het opleverdossier. Hoe werkt de bepaling bijvoorbeeld in het geval dat een nevenaannemer een vloer heeft gelegd. Moet deze aannemer dan berekeningen en tekeningen gaan produceren over de vloer? En hoe moet hij de gebruiksfunctie omschrijven? Of is bij een dergelijke opdracht geen sprake van een bouwwerk in de zin van deze bepaling? En wanneer dan wel? De toelichting op amendement 17 biedt voor deze vragen geen enkel aanknopingspunt. Uit de toelichting op amendement nr. 15 (zowel nr. 15 als nr. 17 is ingediend door kamerlid De Vries) lijkt te kunnen worden opgemaakt dat de indiener van de amendementen in ieder geval in de context van de waarschuwingsplicht het leggen van een vloer als ‘aanneming van bouwwerken’ ziet en het ligt niet voor de hand het begrip ‘bouwwerk’ in de verschillende bepalingen van Titel 7.12 verschillend te interpreteren.
 
De toelichting op amendement 17 vermeldt wel dat het opleverdossier uit twee delen bestaat: a) een consumentendeel waarin de aannemer verklaart en aantoont dat hij het bouwwerk volgens regels van goed en deugdelijk werk heeft gemaakt en b) een opleveringsdeel waarin de aannemer verklaart en aantoont dat hij aan de wettelijke regels en prestatie-eisen heeft voldaan. Een dergelijke onderverdeling blijkt echter niet uit het tekstvoorstel en de aannemer is onder dit tekstvoorstel dan ook niet verplicht om een dossier volgens deze onderverdeling aan te leveren. 
 
Voor wat betreft de onderbouwing van dit nieuwe BW-artikel volstaat de toelichting met de mededeling dat het een wens is van consumentenorganisaties en dat niet nader genoemde marktpartijen er voorstander van zijn. Het moge zo zijn dat die partijen een voorstander zijn, en wellicht zijn ze dat op goede gronden, maar de enkele constatering dat bepaalde partijen ergens voorstander van zijn levert geen inhoudelijke motivering op voor de introductie van een geheel nieuwe BW-bepaling. De toelichting schiet ook op dit punt tekort. Bovendien roept de motivering die wel gegeven is (de wens van consumentenorganisaties) de vraag op waarom de bepaling dan niet beperkt is gebleven tot aannemingsovereenkomsten met consumenten, bijvoorbeeld door deze in afdeling 2 van titel 7.12 te plaatsen.
 
Ook ten aanzien van dit amendement is de conclusie is dat het veel vragen oproept en dat de toelichting geen deugdelijke onderbouwing bevat en geen bruikbare aanknopingspunten biedt voor de uitleg van de bepaling.
 
Tot slot
De langdurige voorbereiding van de Wet Kwaliteitsborging voor het Bouwen vormt een schril contrast met de gang van zaken rond de hierboven besproken amendementen. Ze zijn op 14 februari ingediend, op 16 februari zeer kort besproken en er wordt op 21 februari al over gestemd. Deze gang van zaken betekent dat als de amendementen worden aangenomen, de bouw(rechts)praktijk het voor wat betreft de parlementaire geschiedenis in de Tweede Kamer moet doen met de (warrige) toelichting op de amendementen en met de handelingen van de vergadering op 16 februari. In het licht van het bovenstaande is dat op zijn minst problematisch te noemen. 
Mr. H.P.C.W. Strang

Bron: Instituut voor Bouwrecht

Brondatum: 20-02-2017

Reactie Moesker op amendementen 16 en 17 #Wkb

Dit artikel is op 19-02-2017 geplaatst in Actualiteiten Bouwrecht en met toestemming van de auteur integraal overgenomen. Een eerdere bijdrage van auteur is hier te lezen.
Post Scriptum (1) bij tweede termijn Kamerbehandeling wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen

Op donderdag 16 februari 2017 vond van 20.00 – 20.30 u de tweede termijn plaats van de Tweede Kamerbehandeling van het wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen.(1) Ingediende amendementen en moties werden door de indieners toegelicht, er werden enkele vragen gesteld en minister Pasterk (als opvolger van minister Blok) deelde in antwoord zijn standpunt terzake mee. Dinsdag 21 februari 2017 vinden de stemmingen plaats. Hierna wordt door mr. H.C.W.M. Moesker ingegaan op het publiekrechtelijke segment van met name de (gewijzigde) amendementen Nr. 16 en Nr. 17 van Tweede Kamerlid De Vries.(2)

1. Het amendement Nr. 16
Volledigheidshalve worden hierna de tekst van het amendement en de toelichting daarop integraal weergegeven.
‘ In artikel 2.8 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:
2. Bij de regels, bedoeld in het eerste lid, wordt tevens in elk geval bepaald dat bij een aanvraag die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, en het een geval betreft als bedoeld in artikel 2.10, derde lid, onder a, een risicobeoordeling van die activiteit wordt verstrekt. 
 
Toelichting 
Dit amendement regelt dat bij de vergunningaanvraag voor het bouwen van bouwwerken die onder het stelsel van kwaliteitsborging worden gebracht een risicobeoordeling wordt gevoegd. Een aanvraag voor een vergunning zal niet in behandeling kunnen worden genomen als de risicobeoordeling ontbreekt. Gemeenten blijven, ook in het stelsel van kwaliteitsborging, het bevoegd gezag om te handhaven of aan de publiekrechtelijke voorschriften is voldaan. Gemeenten behouden daarnaast taken met betrekking tot omgevingsbeleid, veiligheid, welstand en monumenten.De gemeenten wijzen er terecht op dat zij om die taken te kunnen uitvoeren voor de aanvang van de bouw moeten weten welke risicovolle onderdelen in een bouwplan zitten. Dit is één van de belangrijke leerpunten uit de experimenten die met de kwaliteitsborging zijn gehouden.De risicobeoordeling geeft gemeenten de kans om de handhavende taak vooraf inhoud en richting te geven. Dat kan bijvoorbeeld door een aanwijzing te geven aan de vergunninghouder dat voor de beheersing van bepaalde risico’s kwaliteitsborgers met specifieke kennis ingezet dienen te worden en/of te bepalen dat in het opleverdossier op die onderdelen specifiek verantwoording moet worden afgelegd.
 
De verplichte risicobeoordeling kan ook een stimulans zijn om in het nieuwe stelsel risico gestuurd te inspecteren. Het gevaar bestaat namelijk dat onder het nieuwe stelsel veel meer gecontroleerd gaat worden dan nodig. Daarmee dreigen de kosten van het stelsel op te lopen. De risicobeoordeling vooraf kan ook het gebruik van erkende technische oplossingen stimuleren en daarmee een bijdrage leveren aan de standaardisering in de bouw. Door risicovolle onderdelen specifiek te benoemen wordt (impliciet) ook aangegeven welke elementen uit het bouwplan zo gemeengoed zijn dat de toetsing zich daar niet op hoeft te concentreren. De kennis en specialismen van de aannemer kunnen hierbij meegewogen worden.Bij de algemene maatregel van bestuur op basis van het wetsvoorstel zullen nadere voorschriften worden gegeven over de risicobeoordeling.’
 
2. Risicobeoordeling / aanwijzing.
In het oog springen de volgende passages uit de toelichting op dit amendement: 
Dit amendement regelt dat bij de vergunningaanvraag voor het bouwen van bouwwerken die onder het stelsel van kwaliteitsborging worden gebracht een risicobeoordeling wordt gevoegd. Een aanvraag voor een vergunning zal niet in behandeling kunnen worden genomen als de risicobeoordeling ontbreekt.‘ Maar tevens:  ‘De risicobeoordeling geeft gemeenten de kans om de handhavende taak vooraf inhoud en richting te geven. Dat kan bijvoorbeeld door een aanwijzing te geven aan de vergunninghouder dat voor de beheersing van bepaalde risico’s kwaliteitsborgers met specifieke kennis ingezet dienen te worden en/of te bepalen dat in het opleverdossier op die onderdelen specifiek verantwoording moet worden afgelegd.’
 
De minister liet het oordeel over dit amendement  aan de Kamer. Wel merkte hij daarbij op dat hij dit amendement zo leest dat de gemeente het eerder gedane werk niet over doet maar alleen zaken nagaat die daarom vragen uit een oogpunt van toezicht en handhaving. De reactie van de minister is consistent en politiek begrijpelijk. Uitgangspunt van de regering is namelijk dat er in het nieuwe stelsel met een belangrijke rol voor private marktpartijen waar het preventieve  toetsing aan technische bouwvoorschriften betreft bij de aanvraag vergunningen maar ook tijdens de bouw en gereedmelding, een complementaire rol resteert voor het gemeentebestuur als bevoegd gezag uit een oogpunt van toezicht en handhaving.(3) Maar in de waarschuwende woorden van de minister zit hem nu juist de crux. Want hoe kun je als bouw- en woningtoezicht, respectievelijk gemeentebestuur wegen of er gehandhaafd moet worden omdat er bepaalde risico’s zijn of zouden kunnen zijn. Dan zullen er toch stukken bestudeerd moeten worden of zal er inspectie ter plaatse moeten plaatsvinden. En vastgesteld moet worden dat dit toch wel heel dicht aanleunt tegen ‘eerder gedaan werk overdoen’. Werk dat de betreffende en daarvoor aangewezen private marktpartijen al hebben gedaan. Formeel past het antwoord van de minister binnen het nieuwe stelsel zoals de regering dat blijkens het wetsvoorstel ziet. Materieel is er nog steeds, bij aanname van het amendement Nr. 16 van Kamerlid de Vries, sprake van sysyeemcollisie.(4) Het zou het nieuw voorgestane stelsel van kwaliteitsborging doen kantelen en doen uitmonden in een dubbeling van systemen. De juridische gevolgen blijven groot wanneer de vraag naar aansprakelijkstelling zich voordoet wegens bouwfalen. Is het dan uiteindelijk toch weer het gemeentebestuur dat te lichtvaardig een door een private marktpartij aangeleverde risicobeoordeling heeft gewogen  en nagelaten heeft een aanwijzing te geven of een verkeerde aanwijzing heeft gegeven ? Is de gemeente aansprakelijk of mede-aansprakelijk ? Nog afgezien van de noodzaak voor een gemeentebestuur om afdoende expertise beschikbaar te houden. Macro gaat het ook financiële gevolgen hebben. De private maarktpartijen moeten kosten maken. De gemeente ook. Dat is eveneens een aanzienlijk gevolg. Immers die kosten zullen aan iemand doorberekend moeten worden. 
 
3. Het amendement nr. 17.
Ook de tekst van dit amendement en de toelichting daarop worden hierna integraal weergegeven.
Na artikel 757 wordt een artikel ingevoegd, luidende: Artikel 757a In geval van aanneming van een bouwwerk legt de aannemer bij de kennisgeving dat het werk klaar is om te worden opgeleverd, bedoeld in artikel 758 lid 1, een dossier aan de opdrachtgever over met betrekking tot het tot stand gebrachte bouwwerk. Het dossier bevat gegevens en bescheiden die volledig inzicht geven in de nakoming van de overeen-komst door de aannemer en de te dien aanzien uitgevoerde werkzaamheden en bevat in ieder geval: a. tekeningen en berekeningen betreffende het tot stand gebrachte bouwwerk en de bijbehorende installaties, en een beschrijving van de toegepaste materialen en installaties, alsmede de gebruiksfuncties van het bouwwerk;b. gegevens en bescheiden die nodig zijn voor gebruik en onderhoud van het bouwwerk. 
 
Toelichting 
Dit amendement regelt twee zaken: 1 de introductie van een consumentendossier (hier overdrachtsdossier genoemd) 2 het stellen van regels aan de gereedmelding bij het bevoegd gezag 1 Dit amendement regelt dat de aannemer voorafgaand aan de oplevering aan de opdrachtgever een overdrachtsdossier ter beschikking stelt; Het dossier kent twee delen:a. Een consumentendeel met private afspraken waarin de aannemer verklaart en aantoont dat hij het bouwwerk volgens regels van goed en deugdelijk werk heeft gemaakt en dat hij de in de aannemingsovereenkomst vastgelegde afspraken is nagekomen. Daarbij voegt de aannemer de garantiebepalingen en de aanwijzingen voor gebruik en onderhoud;b. Een opleveringsdeel waarin de aannemer verklaart en aantoont dat hij aan de wettelijke regels en prestatie-eisen heeft voldaan (het deel met publieke verplichtingen) Omdat het dossier voor de uitoefening van de garantie van de aannemer van belang is ligt het voor de hand dat het dossier gedurende de garantietermijn bij verkoop overgedragen wordt aan opvolgende eigenaren. De introductie van een consumentendossier is een reeks lang gekoesterde wens bij consumentenorganisaties. En ook vele marktpartijen die inmiddels ver gevorderd zijn met hun kwaliteitszorg zijn er voorstander van. Er wordt door marktpartijen al gewerkt aan een dergelijk dossier ten behoeve van de opdrachtgevers van bouwwerken. 2 Dit amendement stelt voorts regels aan de gereedmelding bij het bevoegd gezag. In artikel 2 is geregeld dat bij algemene maatregel van bestuur (AMVB) voorschriften worden gegeven over het in gebruik nemen van het bouwwerk en dat tot die voorschriften in ieder geval behoren: voorschriften inhoudende een verbod tot ingebruikneming of gebruik zonder het doen van een gebruiksmelding aan het bevoegd gezag. Dit amendement voorziet in de grondslag voor het stellen van aanvullende regels aan die melding voor bouwwerken die onder het stelsel van kwaliteitsborging vallen. 
Op basis van deze grondslag worden er in het Bouwbesluit regels gesteld over de gereedmelding en het daarbij te voegen dossier en de bevoegdheid van het bevoegd gezag binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding te beslissen dat het bouwwerk niet in gebruik mag worden genomen, bijvoorbeeld omdat het dossier niet volledig is of omdat middels het dossier onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat aan de wettelijke regels en prestatie-eisen is voldaan. In het Bouwbesluit 2012 zullen nadere regels omtrent de inhoud van dit dossier worden opgenomen als mede nadere regels over de handhaving als het bouwwerk, zonder de meldingsplicht in acht te nemen, in gebruik is genomen of in gevallen dat het bevoegd gezag heeft besloten dat het bouwwerk (nog) niet in gebruik genomen mag worden. Om dubbel werk te voorkomen zou het opleveringsdeel van het in artikel 757a van het BW genoemde overdrachtsdossier, dat ziet op de publiek rechtelijke verplichtingen, zo kunnen worden ingericht dat het geschikt is om ook te dienen voor de verplichte melding aan de gemeente. Indien het bevoegd gezag tot de conclusie komt dat de aannemer in dat dossier (nog) niet (volledig) aannemelijk heeft gemaakt dat aan de wettelijke eisen is voldaan, dan kan de opdrachtgever, bij een verbod op ingebruikname of het aankondigen van een last onder dwangsom, als niet binnen bepaalde termijn bepaalde voorzieningen zijn getroffen, de aannemer aanspreken omdat deze verantwoordelijk is voor het overdrachtsdossier en de naleving van het contract.’
 
4. Gereedmelding / 10 dagentermijn
Ook in de toelichting op amendement Nr. 17 verdient een passage nader aandacht. ‘Op basis van deze grondslag worden er in het Bouwbesluit regels gesteld over de gereedmelding en het daarbij te voegen dossier en de bevoegdheid van het bevoegd gezag binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding te beslissen dat het bouwwerk niet in gebruik mag worden genomen, bijvoorbeeld omdat het dossier niet volledig is of omdat middels het dossier onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat aan de wettelijke regels en prestatie-eisen is voldaan.’
 
Ook ten aanzien van dit amendement heeft de minister het oordeel aan de Kamer gelaten. Met dezelfde waarschuwende woorden dat de gemeente het eerder gedane werk niet over doet maar alleen zaken nagaat die daarom vragen uit een oogpunt van toezicht en handhaving. Dat lijkt opnieuw moeilijk voorstelbaar. En systeemcollisie blijft bij aanvaarding van dit amendement bestaan.(5) Met alle hiervoor t.a.v. amendement Nr. 16 reeds geschetste juridische gevolgen van dien. Maar macro tevens financiële gevolgen als genoemd. Los daarvan blijft een juiste duiding van de juridische status van de reactie van het gemeentebestuur op de gereedmelding van belang. Is die op rechtsgevolg gericht? Gelet op de toelichting bij het amendement heeft het daar alle schijn van. Publiekrechtelijke rechtsmiddelen zullen dus aangewend kunnen worden door diverse belanghebbenden. De geschilbeslechting zal publiekrechtelijk en privaatrechtelijk verveelvoudigen.Tevens zal de voorgestelde 10 dagentermijn een valide juridische grondslag moeten krijgen. De toelichting maakt er weliswaar melding van, de tekst van het amendement niet.
 
5. Slot
De publiekrechtelijke onderdelen van de (gewijzigde) amendementen Nr. 16 en Nr. 17 van Tweede Kamerlid De Vries blijven nadrukkelijke weging vergen uit een oogpunt van onwenselijke uitbreiding van reeds bestaande systeemcollisie. Systeemcollisie die op punten als verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid tot nog gecompliceerdere situaties kan leiden tussen private marktpartijen en de gemeente respectievelijk het gemeentebestuur als bevoegd gezag. Aanvaarding van die amendementen zou het nieuw voorgestane stelsel van kwaliteitsborging nog steeds doen kantelen en doen uitmonden in een dubbeling van systemen, een overdoen van werk. Ondanks de formeel getoonzette waarschuwende woorden van de minister dat hij de betreffende amendementen zo leest dat de gemeente het eerder gedane werk niet over doet maar alleen zaken nagaat die daarom vragen uit een oogpunt van toezicht en handhaving. De materiële werkelijkheid zal een andere zijn.  
 
mr. H.C.W.M. Moesker
 
Eindnoten:
1. Kamerstukken II 2015/16, 34 453, nr. 2.
2. De amendementen Nr. 16 en 17 (Kamerstukken II 2016/17, 34 453, ingediend 14 februari 2017) kwamen in de plaats van de oorspronkelijke amendementen Nr. 12 en 14 (Kamerstukken II 2016/17, 34 453, ingediend 18 januari 2017), welke amendementen werden ingetrokken. Zie voor een commentaar op deze amendementen: Beslissend stadium wetsvoorstel Kwaliteitsborging voor het bouwen. Waar geen wil is, is geen weg,  H.C.W.M. Moesker, Actualiteiten Bouwrecht 9 februari 2017.
3. Eerder systeemcollisie (I) genoemd. Zie voetnoot 2 H.C.W.M. Moesker t.a.p.
4. Eerder systeemcollisie (II) genoemd. Zie voetnoot 2 H.C.W.M. Moesker t.a.p.
5. Zie voetnoot 4.
Bron: Instituut voor Bouwrecht

Brondatum: 19-02-2017

Reactie Neprom op amendementen #Wkb

Op de valreep – de stemming is morgen, 21 februari om 15.00 uur – heeft Neprom een brief gestuurd aan leden van de Algemene Kamercommissie voor Wonen en Rijksdienst over de door de verschillende partijen ingediende amendementen op het wetsvoorstel Kwaliteitsborging .

Neprom kan zich vinden in de motie van de VVD (nr. 22) om de aansprakelijkheid zoals nu voorgesteld in de Wkb zo te laten en dit mee te nemen in de evaluatie. In het kader daarvan is Neprom tevens van mening dat de aanscherping van de waarschuwingsplicht (amendement 15) vooralsnog niet aan de orde is. Daarmee lijkt Neprom ook tegen het amendement van het CDA (nr. 18) te zijn waarmee wordt voorgesteld de aansprakelijkheid aan te passen.

Met betrekking tot de overige amendementen en moties heeft Neprom het volgende standpunt:

  • Motie 24 – bestuursakkoord over verlaging van de leges – wordt door Neprom onderschreven.
  • Amendement 21 – verplichte verzekerde garantie – is naar de mening van Neprom niet nodig. De huidige waarborgregelingen voorzien hier voldoende in.
  • Wat betreft amendement 16 – overleggen risicobeoordeling aan de gemeenten – stelt Neprom hetzelfde wat ook minister Plasterk tijdens het debat al aangaf: het mag niet leiden tot extra werk of het ‘over doen’ van het werk van de kwaliteitsborger.
  • Amendement 17 tenslotte – het consumentendossier – is naar de mening van Neprom op zich een goed idee maar te gedetailleerd uitgewerkt. Neprom verwacht een overload en aan informatie voor de consument en te hoge kosten voor de aannemer.

De gehele brief van Neprom is via deze link te lezen.

 

Verslag tweede termijn debat #Wkb

Vijf Kamerleden maakten tijdens de tweede termijn van het debat Wet kwaliteitsborging voor te bouwen van de gelegenheid gebruik een laatste opmerking te maken of moties en amendementen in te dienen. De meesten hielden het – na een welkom aan de nieuw minister Plasterk – kort en in 36 minuten was het debat voorbij. Dinsdag 21 februari om 15.00 uur is de stemming en weten we meer.

Een korte samenvatting van de tweede termijn, inclusief een overzicht van amendementen en moties en de reactie hierop van minister Plasterk. De stukken zelf zijn te vinden via het overzicht van het wetgevingsdossier.

De Vries (PvdA) begon met nogmaals te herhalen dat het wetsvoorstel volgens hem erg complex is. Gezien het belang van een betere consumentenbescherming in de rest van het wetsvoorstel, neem De Vries het stelsel ‘voor lief’. De Vries vroeg verder de minister de eerdere toezeggingen met betrekking tot onderzoek naar verzekeringen, de positie van huurders en een eenvoudige wijze van geschillenbeslechting te onderzoek, wat de minister ook heeft gedaan. De Vries diende 3 amendementen en 2 moties in:

  • Amendement 15 expliceert de waarschuwingsplicht van de aannemer. De aannemer moet een waarschuwing conform de waarschuwingsplicht in het BW voortaan schriftelijk doen en daarbij aangeven wat de mogelijke gevolgen voor de deugdelijke nakoming van de overeenkomst zijn. Met dit amendement wordt duidelijker waarvoor de aannemer aansprakelijk is. Minister Plasterk laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer.
  • Doel van amendement 16 is dat het bevoegd gezag bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen die valt onder kwaliteitsborging een risicobeoordeling van het bouwwerk ontvangt. Dit wordt bepaald via een toevoeging aan artikel 2.8 van de Wabo en vervolgens uitgewerkt via lagere wetgeving. Minister Plasterk laat het oordeel over deze motie aan de Kamer waarbij hij aangaf dit amendement te lezen als het verstrekken van een risicobeoordeling aan de gemeente in het kader van haar handhavende taak en niet om deze inhoudelijk te beoordelen en het werk van de kwaliteitsborger over te doen.
  • Amendement 17 introduceert een consumentendossier – door de aannemer te leveren aan zijn opdrachtgever bij gereedmelding – maar de gemeente heeft hierbij geen rol meer. Het amendement zorgt er verder voor dat bij AMvB regels opgenomen moeten worden inzake het dossier bevoegd gezag. Dit laatste was al voorzien in de concept-AMvB maar kent met dit amendement een directe wettelijke grondslag. Minister Plasterk laat het oordeel over dit amendement aan de Kamer waarbij hij ook bij deze motie aangaf deze te lezen in het kader van de handhavingstaak van de gemeente.
  • De eerste motie van De Vries (nr. 19) is samen met Van der Linde ingediend en roept de minister op te bevorderen dat er een stelsel van erkende kwaliteitsverklaringen en erkende technische toepassingen ontstaat. Een onafhankelijke instantie zou deze moeten beoordelen en bij toelating zou slechts een marginale toetsing door een kwaliteitsborger plaats hoeven vinden. Minister Plasterk liet het oordeel over deze motie aan de Kamer
  • De tweede motie van De Vries (nr. 20) betreft de kwaliteitsborging bij Rijksmonumenten. Deze zouden pas in een volgende fase meegenomen moeten worden in het stelsel. Minister Plasterk ontraadde deze motie aangezien daar er naar zijn mening voldoende waarborgen in het stelsel zijn, ook voor monumenten.

De Tweede spreker van de avond was Van der Linde (VVD). Naar de mening van Van der Linde lag er een voorstel van wet voor dat recht doet aan alle belangen. Gezien de discussie rondom de aansprakelijkheid (CDA – minder / PvdA – meer) diende Van der Linde een motie in (nr. 22) met het voorstel de aansprakelijkheid te laten en dit punt mee te nemen in de evaluatie. Minister Plasterk liet het oordeel over deze motie aan de Kamer.

Ronnes (CDA) ging in zijn bijdrage nogmaals in op de aansprakelijkheidsverdeling en diende hier het aangepast amendement 18 over in. Het nieuwe amendement probeert een einde te maken aan de discussie uit de eerste termijn over of de bakker en het schoolbestuur nu wel of niet als professionele opdrachtgever gezien moeten worden. In het voorstel van Ronnes is de gewijzigde aansprakelijkheid alleen aan de orde voor een “natuurlijk persoon die niet vanuit diens opleiding, beroep of bedrijf over een bijzondere deskundigheid ten aanzien van de bouw van het bouwwerk beschikt.” Met dit voorstel worden de discussies over de bakker en het schoolbestuur naar de mening van Ronnes beslecht. Dit is overigens maar de vraag, aangezien de bakker die vanuit een eenmanszaak bouwt nu anders wordt behandeld als de bakker die een VOF heeft opgericht voor zijn werkzaamheden. En ook verenigingen, stichtingen en bijvoorbeeld schoolbesturen worden volgens dit voorstel als ‘professioneel’ gezien. Minister Plasterk ontraadde het amendement.
Ronnes diende ook nog drie moties in.

  • De eerste motie (nr. 24) roept de regering op te komen met een bestuursakkoord over verlaging van de leges.
  • De tweede motie (nr. 23) betreft – net als motie nr. 20 – de oproep rijksmonumenten pas mee te nemen als daar meer duidelijkheid over is.
  • Als laatste motie tenslotte vraagt Ronnes de regering in motie nr. 25 om VACpunt Wonen financieel behulpzaam te zijn bij de verdere ontwikkeling van hun kwaliteitsstempel.

Minister Plasterk ontraadde ook hier de motie over monumenten. Minister Plasterk gaf aan de motie inzake leges te zien als ondersteuning van beleid en de minister gaf op voorhand aan VACpunt Wonen eenmalig te willen ondersteunen.

Als vierde spreker nam Bashir (SP) het woord. Evenals in eerste termijn gaf Bashir aan de wet als een privatiseringsoperatie te zien en dit niet verantwoord te vinden. Daarnaast diende Bashir een amendement in (nr. 21) waarin een verplichte verzekerde garantie is opgenomen. De verzekeringsplicht zou moeten gelden voor de consument en voor overige opdrachtgevers indien er geen sprake is van regieopdracht. Minister Blok ontraadde de motie omdat een verplichte verzekering geen prikkel is voor kwaliteit en partijen de mogelijkheid biedt aansprakelijkheid te verleggen. De minister gaf tevens aan een verplichting te duur is voor met name kleine bouwers.

Madlener (PVV) benadrukte in zijn bijdrage aan de tweede termijn zijn zorgen over de kosten van het stelsel. Een motie achtte Madlener hier van generlei waarde aangezien de minister eerder al had aangeven geen garanties te kunnen en willen geven op het verlagen van de leges.

Het wachten is nu op de stemming. Diverse partijen – waaronder Aedes en Bouwend Nederland – gaan er van uit dat deze positief zal uitvallen en het wetsvoorstel door kan naar de Eerste Kamer…

 

Debat #Wkb, 16 februari 2017: de laatste loodjes… !?

De eerste lijnen voor de tweede termijn donderdagavond (16 februari 2017) in het debat over de Wet kwaliteitsborging tekenen zich af. Daar waar minister Blok en de Tweede Kamer na afloop van de beantwoording in eerste termijn uit elkaar gingen met de conclusie dat de laatste amendementen om een uitgebreide, nadere afweging vroegen, zijn de aangepaste amendementen inmiddels gepubliceerd. Aan minister Plasterk de taak het laatste half uur van het debat in goede banen te leiden.

Het aangepaste Amendement 11 (De Vries) expliceert de waarschuwingsplicht van de aannemer. De aannemer moet een waarschuwing conform de waarschuwingsplicht in het BW voortaan schriftelijk doen en daarbij aangeven wat de mogelijke gevolgen voor de deugdelijke nakoming van de overeenkomst zijn. Met dit amendement wordt duidelijker waarvoor de aannemer aansprakelijk is.

De strekking van het voorstel dat Amendement 12 vervangt (De Vries) is niet veel veranderd. Doel is nog steeds dat het bevoegd gezag bij de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen die valt onder kwaliteitsborging een risicobeoordeling van het bouwwerk ontvangt. Dit wordt bepaald via een toevoeging aan artikel 2.8 van de Wabo en vervolgens uitgewerkt via lagere wetgeving. Hierdoor wordt benadrukt dat de risicobeoordeling aan de gemeente wordt verstrekt in het kader van haar handhavende taak en niet om deze inhoudelijk te beoordelen en het werk van de kwaliteitsborger over te doen.

Amendement 14 is vervangen door een aangepast voorstel (De Vries) dat wel nog steeds een consumentendossier introduceert – door de aannemer te leveren aan zijn opdrachtgever bij gereedmelding – maar de gemeente heeft hierbij geen rol meer. Het nieuwe amendement zorgt er verder voor dat bij AMvB regels opgenomen moeten worden inzake het dossier bevoegd gezag. Dit laatste was al voorzien in de concept-AMvB maar kent met dit amendement een directe wettelijke grondslag.